top of page
Gelukkig, nieuw jaar
door Amber Clarke
Dit is een scène voor een verhaal waar ik ooit aan wil werken. Omdat ik het een belangrijk onderwerp vind, deel ik hier al een sneak-peek!
Gelukkig, nieuw jaar: Text
De eerste dagen na zijn dood, verdronk ik in mijn eigen stilte. Ik verdronk in het gebrek aan tranen en het tekort aan verdriet. Ik dacht vroeger dat ik meteen zou breken onder verlies. Dat mijn dammen zouden breken en de tranen zouden vloeien. Maar ik was stil. Ik had het gevoel dat mijn leven tot een einde was gekomen.
Dat dat het was. Dat ik voor de rest van mijn leven op dat groene bed zou zitten met mijn ogen aan de deur genageld. Wachtend. Tot hij terugkwam.
“Mijn broer was een goed mens,” zei ik op zijn begrafenis. De grote kerk was tot op de laatste stoel gevuld.
Mijn broer geloofde niet in God, dus deze hele ceremonie vond enkel plaats omdat mijn moeder het zo wou. “Hij kan al het geluk van God gebruiken, lieverd”, zei hij. “Hij heeft al genoeg gezondigd.” En dan begon ze te snikken dat haar perfecte zoon had gezondigd. Hoe had ze dat kunnen missen?
“Mijn broer was beter dan ik ooit zal kunnen zijn. En dat is echt zo typisch, dat is echt iets typisch dat mensen zeggen op een begrafenis, maar het is de waarheid.” Onder mijn voeten lag een verend rood tapijt met gouden rand. Mijn zwarte ballerina’s schoven af en toe zenuwachtig heen en weer over de gouden franjes. Mijn zwarte jurk leek steeds strakker en strakker om mijn lijf te hangen. Ik staarde naar de reusachtige foto naast het altaar en hield mijn hand op de urne die naast me stond.
Honderden mensen keken in mijn richting. Mijn eigen familie leek onbekend en mijn eigen vrienden zaten in hun bubbel. Net als ik zochten ze naar een verklaring. Net als ik zochten ze naar een indicatie dat alles zo ontzettend slecht ging aflopen. Maar wat ik ook deed, hoe ik alles ook draaide en keerde, ik zag nooit de aanwijzingen. Zelfs dagen later zocht ik wanhopig naar hints in zijn gedrag die konden verklaren waarom dit gebeurde.
“Mijn broer was een pro.” Ik perste er een pijnlijk lachje uit. “Dat zei hij ook over zichzelf, dus erg onbescheiden was hij niet.” Ik scande de foto van Daan. Zoekend naar elk detail dat ik mogelijk zou kunnen vergeten. Zijn zachte groene ogen en zijn korte donkerblonde haar dat onhandelbaar was op een regendag. Zijn blauwe blazer op zijn lichtblauwe hemd en zijn onverbiddelijke en aanstekelijke glimlach terwijl hij in de cameralens keek.
Op de achtergrond van de foto zag je de golfbaan van nonkel Lon, die achter de camera de vreemdste toeren uithaalde om Daan aan het lachen te brengen. Daans neus was licht gebruind en hij had zijn kin opgeheven op verzoek van mijn tante die zei dat hij er ontzettend knap uitzag op die manier. Achteraf hadden we nog in een deuk gelegen omdat alle tantes over hun oren leken te zijn op hem.
“Mijn broer was een pro,” zei ik. Mijn stem brak. “En hij liet je nooit in de steek. Hij gaf je nooit het gevoel dat je dom was of dat je iets nooit zou kunnen. Hij voelde zich nooit beter dan een ander. Eigenlijk meestal het omgekeerde. Hij was een pro die besefte dat hij niet alles kon en daar mee kon leven.”
Dacht ik.
Ik ging met mijn vinger over mijn notitieblad en zocht naar de woorden die nu hoorden te komen. “Daan hield van mensen,” zei ik. “Hij hield van sociaal zijn. Hij hield van het leven.” Ik beet op mijn lip. “Echt. Hij was gek op het leven en genoot van de kleinste dingen en de miniemste gebaren van een ander. Daan was de beste broer die iemand zich kon wensen.” Ik grinnikte stil. “Natuurlijk hadden we ruzie, zoals de meeste broers en zussen. We maakten elkaar figuurlijk af, om daarna één of ander racespelletje te spelen op mijn gameconsole. En hij won. Tenzij ik eens een keer erg mijn best deed om te winnen, dan won ik.”
Er verscheen een kleine glimlach om mijn lippen bij de herinnering aan alle keren dat ik mijn controller over mijn bed heen zwierde omdat ik was verloren. “Ik was een geweldige verliezer, en hij was een erg slechte winnaar.”
Enkele mensen lachten, omdat ze wisten dat ik regelrecht loog.
Ik had willen zeggen dat Daan het niet verdiende om te sterven, omdat dat ook zo was, maar ik kon de zin niet uitspreken. Ze was te ironisch. Ze was bijna cynisch.
“Toen ze me vroegen of ik wou spreken op zijn begrafenis stond mijn hart even stil.” Ik zweeg even. Ik had deze gedacht nog niet luidop uitgesproken en kon ze nu nog terugnemen. “Want,” ging ik dan toch verder. “Ik had altijd gedacht dat hij míj die vraag zou stellen op de dag dat hij verloofd werd.”
Ik keek weg van de foto en staarde naar mijn blad alsof mijn leven ervan afhing. “Ik had nooit gedacht dat iemand me de vraag zou stellen een speech te geven op de dag van mijn broers begrafenis.”
Je had een pin kunnen horen vallen. Zo stil was het.
Mensen staarden naar hun handen, snoten hun neus uit in hun gigantische zakdoeken of verstopten hun gezichten in de schouder van hun buur.
“Ik ga nooit weten hoe ik het leven zonder jou moet doorbrengen, Daan”, zei ik tegen de foto en dan tegen de urne. “Ik denk niet dat ik dat kan, of wil.” Ik vouwde het hoekje van mijn notitieblad om en haalde diep adem. “Maar ik weet dat het zal moeten. We hebben geen keuze.” Je gaf ons geen keuze. Je gaf ons geen keuze en ik wou dat ik het jou niet kwalijk kon nemen dat je verdween. Ik wou dat ik niet kwaad op je was omdat je stierf. Ik had echter het gevoel dat ik je eerst een slag van jewelste zou verkopen als ik je nog één keer kon spreken, dacht ik.
Maxine zette zich recht en kwam naast me staan met een hand op mijn schouder. Ze wist dat ik niet zou huilen, en ze wist dat ik binnenin verging.
Dat ik binnenin schreeuwde en spartelde op het droge zonder naar adem te kunnen happen, of willen happen.
Af en toe, wanneer de realisatie de lucht uit mijn lijf stampte, hield ik mijn adem gewoon in. Als ik niet meer ademde kon het zo simpel zijn.
Dan kon niemand mijn adem nog benemen.
Dan kon ik mijn ogen gewoon sluiten en toegeven aan de geruststellende stilte.
Maar dan zag ik Daan voor me staan met een ongeruste blik in zijn ogen, fluisterend dat dat de oplossing niet is.
“Daan,” ik sprak de foto toe, omdat de urne zo onpersoonlijk leek. “Ik zal je nooit vergeten. Ik denk dat niemand in deze ruimte je ooit zal vergeten. Ik vergeet onze nachtelijke gesprekken of racewedstrijdjes niet. Ik vergeet je vreemde grappen en droge oneliners niet. Ik vergeet onze filmavonden niet en al je advies blijft voor eeuwig in mijn geheugen gegraveerd.”
Dan keek ik naar de urne.
Toch de urne.
Want daar was hij en daar zat hij.
Ik kon er met mijn hoofd niet bij dat iemands leven in zo’n kleine doos paste.
Maar, besefte ik, de zaal was gevuld met zijn leven.
Zelfs een kerk was niet groot genoeg om zijn leven er in te kunnen laten passen.
“Ik hoop dat ik je stem nooit vergeet,” fluisterde ik. Meer tegen mezelf dan tegen het publiek. Ik zette me met een duwtje af van de microfoon en knikte zacht. Achter me begon de pianist de melodie te spelen die ik had verzocht. Het was Daans favoriete nummer. Ik zette me naast Maxine neer bij de anderen en greep haar hand vast.
Ik had het gevoel dat ik stierf.
Het voelde alsof iemand mijn huid uit elkaar trok en mijn huid vol kraste met vlijmscherpe mesjes.
Maar mijn wangen bleven droog.
Gelukkig, nieuw jaar: Text
bottom of page