top of page

Luxuria - Lust

door Amber Clarke

Lust (zn.) het verlangen om een behoefte te bevredigen. 
Op vele vlakken lijkt de hele wereld te draaien rond lust. Materialisme, intimiteit, het goede en betere en beste. In 'Luxuria' kroop ik in de huid van een zelfingenomen, weinig zelfbewuste feestganger voor wie de grenzen elke avond vervagen. (Trigger warning: SA)

Luxuria - Lust: Text

Zij.
Haar grijns en haar wiegende heupen en de uitdagende gezichtsuitdrukking op haar snoet.
Zij wordt het.
Niemand anders.
Niks anders zal voor de avond voldoen.
Aan haar glanzende ogen te zien, geldt voor haar hetzelfde.
En dus wandel ik van de luide bar naar het midden van de dansvloer, een kordate tred, zeker van wat ik wil. Haar korte paarse jurkje zou er beter uitzien op de vloer.
Ze zegt weinig voor ze zich naar me toe keert, de stof van haar outfit zwiert om haar lichaam heen als een tsunami.
Zie ik daar felroze onder die frêle en dunne stof? Vreemde modekeuze, maar dat maakt me niks meer uit van zodra het op haar voeten ligt.
Het is overal donker, zelfs die gortige fluokleur zal me niet opvallen. Niet als ik haar voor me staan heb, of liggen, of leunen…
Ik lik over mijn tanden om mezelf uit mijn hoofd te sleuren. Ze tuurt overduidelijk in mijn richting, haar glimlachje uitnodigend en haar lijf gewillig.
Wanneer ze naar me toe deint op de maat van de muziek trek ik haar naar me toe. Ze laat het toe, wat me pleziert. Natuurlijk wil ze meer, anders zou ze daar niet zo staan, zo niet kijken, zo niet smeken, zich zo niet kleden.
Ze glimlacht. “Hoi.”
Honing. Dat is het enige waarmee ik haar stem kan vergelijken. Hete, gesmolten honing. Hees maar zacht en verdomd duizelingwekkend.
Hoe ze grijnst, hoe ze naar me opkijkt, hoe ze met haar haren speelt… Hoe kan ik het aanbod weigeren?
Zij wordt het.
Haar neem ik.
Niemand anders.
Maar niet te midden van dit alles, waar iedereen ons in het oog houdt.
Ik knik naar de deur. “Wil je buiten een luchtje scheppen?”
We weten allebei goed genoeg dat we geen luchtje gaan scheppen. Niet alleen lucht. En aan haar gespannen bewegingen te merken, voelt ze zich net als ik.
De buitendeur valt achter ons dicht met een luide knal. En het duurt niet eens een tel.
Ik duw mijn lippen zonder waarschuwing op de hare, met een klein kreuntje als gevolg, waar al mijn spieren zich van opspannen. Jezus, dit kind weet wat ze doet en wat ze wil. Dat ze mij wil.
Ik hoef nooit veel te doen om hen te overtuigen, nooit veel te zeggen. Mijn uiterlijk spreekt voor mij.
Wat zeiden mijn vrienden alweer? Leidinggevenden maken iets in vrouwen los? Ik weet niet wat het is, maar ik weet alvast dat het elke keer werkt. En zelfs als het niet werkt… ze zullen me nooit tegenwerken. Omdat ze diep vanbinnen beseffen dat ik ben wat ze begeren.
Haar zachte zoenen verdiepen en verdiepen tot ik verdrink in haar ademhaling, onze bewegingen synchroon. Ik kan niet langer wachten. Ik weiger nog langer te wachten. Hier en nu is goed.
Ik trek haar met me mee, trager dan ik zou willen, mijn hart heftig kloppend in mijn keel. Zodra ze haar lippen verward van elkaar lost, sla ik bijna tilt. Die meid heeft geen idee wat ze met me doet, of wie weet is dit juist allemaal haar ingenieuze plan. Zoals ze daar verbaasd staat te kijken, de rozige huid aan haar dijen zichtbaar, haar mond gezwollen van onze zoenen… Alsof ze van mij is. Voor de avond. Voor nu.
Ze bijt op haar wang. “Waarom kijk je zo?”
Ze weet goed genoeg waarom. Ik verberg me achter heggen, trek haar met me mee, trek aan de stof om haar schouders, kruip met mijn vingers over haar heupen tot de rand van haar ondergoed. Haar adem stokt.
Haar oneffen ademhaling doet mijn bloed alleen maar sneller razen. 
Er is niemand in de buurt. Niemand die haar zou beschermen. Ze is alleen. Alleen met mij in het donker, op de plek waar ze ’s avonds niet had mogen lopen, hoewel het er verraderlijk veilig voelde. Tot nu. 

Ik wil mijn hand rond haar paardenstaart klemmen. Ik wil haar bruine haren over haar schouders zien vallen. En wanneer ik dat doe, denk ik dat mijn hart het bijna begeeft. Ze is zo dichtbij, zo dichtbij, bijna waar we moeten zijn.
“Wat doe je?”
Haar protest klinkt als een bevestiging.
Haar geduw lijkt een drang die ze bedwingt.
Ik duw haar verder in de heg, tot ik denk dat haar vorm er voor altijd zal instaan. Een herinnering aan dit moment, aan die ene keer dat ik haar overtuigde, aan de keer die in haar geheugen gegrift zal staan. Dat ze niet meer zal vergeten waar ze liep en stond en ademde en stopte met ademen.
“Ik moet terug naar binnen.” Haar doodse paniek zou me moeten wegjagen tot ik me schaam en onder een steen stop van ongemak, maar het maakt mijn handen enkel sneller. Ik tril over mijn lijf zoals alle andere keren, tot mijn gezichtsveld versmalt en ik enkel naar haar kan kijken. Ze geeft eraan toe, merk ik snel, zoals ze als een standbeeld naar me staart.
“Goed zo,” fluister ik zacht in haar oor. Mijn gedachten lijken wel een roerei, overal en nergens, geen begin en geen einde, alleen een aangename, verslavende pijn die me als een robot bestuurt.
Ik moet zeggen. Ik voel me vereerd dat ik de allereerste ben.

Ik wil haar dwingen haar ogen weer te openen.

Ik wil haar dwingen naar adem te happen.

Ik wil haar dwingen mijn hand naar beneden te leiden.

Lager en lager tot ik niet meer verder kan. Tot ze neervalt met de stilte van de zomerbries die in haar hart nooit meer zoals vroeger zal waaien. 

“Mooi,” mompel ik tevreden. Alleen heb ik een honger naar meer, een honger naar haar, om alle juiste redenen, omdat dit juist te goed voelt. Te goed om fout te zijn.
Ze is helemaal van mij, eindelijk, na al haar koppigheid, net zoals ik haar nodig heb, net zoals ik heb gedroomd. Maar één avond lang weliswaar, want ik ken haar nog geen uur, maar ik had niet zonder kunnen vertrekken. Niet als de oplossing voor dat zeurende gevoel daar beneden slechts meters van me verwijderd was.
“Ik ga weer binnen,” piept ze gebroken. Ze beweegt naar voren, waarop ik mijn hand om haar arm klem.
“Ik denk het niet.”
“Als je me laat gaan, dan zal ik dit vergeten," zegt ze.
Ik grijns. Ze zal dit nooit vergeten.
Ik neem haar handen vast en duw ze achter haar rug, mijn lippen heet naast haar oor. “Ik laat je dit nooit vergeten.”
Ze laat haar ogen flitsend over mijn gelaat gaan, van mijn brandende blik naar mijn vochtige lippen.

Haar ogen verlammen me. De verbouwereerde uitdrukking op haar gezicht, haar amper rijzende en dalende borstkas… Mijn hand past perfect op het blote stukje huid. Ik vind het niet erg dat ze tegenstribbelt, dat ze koppig blijft, dat ze niet meewerkt zoals haar kleedje had beloofd. Zodra ze me voelt, zal ze toegeven.
“Ik weet niet eens hoe je heet,” fluistert ze nog zacht voor ik bezwijk.
In milliseconden zet ik mijn nagels in haar zachte huid. Haar lijf voelt als een bevroren pop die zo uiteen zou kunnen vallen als ik tegen haar tik. Niet honderd procent wat ik me hier bij had voorgesteld, niet volledig wat ik van haar wilde horen, maar woorden verdwijnen zodra ik zit waar ik hoor.
Ik ben bang dat ze zichzelf nog zal pijnigen, zoals ze wanhopig rond zich naar de doornstruiken achter zich grijpt en in haar eigen armen snijdt.
Neen. Ik hoor helemaal niet bang te zijn. Dit laat ik haar me niet afnemen. En dus duw ik verder, over mijn grenzen, over de hare, tot ze eindelijk helemaal zwijgt.
Mijn lijf spant zich zo op dat het zomaar zou kunnen scheuren. 

Ik voel en voel en voel tot ik bijna omver val. 

Tot iets me omver duwt.
What the fuck?
Wie het ook is, hij buigt mijn armen zo ver dat ik jank.
Een pijn scherp genoeg om mijn woede te willen afreageren op het onbekende figuur.
Wat nu weer?
Wie nu weer?
Wie heeft er voor mij bepaalt dat hier een einde aan komt?
Ik zou hén in elkaar moeten slaan, en zij niet mij. Als ze nu eens zouden luisteren - in plaats van me op mijn plek te duwen en te negeren terwijl ik protesteer - zouden ze duidelijk kunnen zien dat die meid meer dan gewillig was om te doen wat ik wilde. 
Mijn typisch humorloos lachje ontglipt me onbewust, maar die verdwijnt al snel wanneer ik achter de grote schaduw kijk.
Rode lichten.
Blauwe lichten.
Fel geflits.
Dat zijn geen lichten van de disco.
Dat zijn geen lichten van een lamp, van een stroboscoop, van een schijnwerper.
Heeft dat wijf nu echt de politie gebeld?
De willekeurige schaduw buigt zich naar me toe, zijn contouren steeds duidelijker en duidelijker. “Ik heb de politie gebeld gast," begint hij. "Ik hoop van harte dat je een vreselijke nacht in de cel tegemoet gaat. Eikel.”
Eikel?
Híj is hier de eikel. Híj staat in míjn weg. Sinds wanneer bemoeien we ons met de zaken van een ander? Als ik zijn zorgen nodig had gehad, had ik hem wel uitgenodigd om te komen kijken.
Hij is zelf een eikel.
En die eikel heeft de verdomde politie gebeld, zoals de klikspaan die hij is.
Geen ruggengraat.
Hij lijkt wel een wandelend stuk boter dat smelt bij eender welke wrijving. Hij heeft niks te vertellen over wat ik doe met mijn avond. Wat ik deed met haar.
En de politie trouwens ook niet.
Die politie wandelt naar mij toe - een vrouwelijke agente, want why the fuck not, het universum haat me - en schenkt mij de meest heilige glimlach ter wereld.
Sober hoor, heel tactvol. De haat spat ervan af. Natuurlijk. Het is een vrouw. Die voelen niet zoals mij. Zo veel, zo ver dat ik niet anders kan dan verder gaan. Als zij mij was zou ze mij wel begrijpen. Zou zij hetzelfde doen.
“Ze kwam vrijwillig met me mee," begin ik meteen. Ik duw mezelf grimassend van de grond.
De agente benadert me traag. Ze drukt haar lippen op elkaar en trekt een wenkbrauw op. “Ik veronderstel dat zij zich ook geheel vrijwillig uitkleedde? En dat ze meermaals herhaalde dat ze dit ook wilde? Zij heeft dan heel duidelijk laten weten dat ze wilde dat je verderging? Nooit getwijfeld?”
Wat een gelul hier. Waar staan al die nieuwe ramptoeristen nou naar te staren? Er valt niks opwindends te zien. Nu toch alvast niet meer. Het had opwindend kunnen zijn als niemand me had onderbroken. 

“Ze zei het zonder woorden,” verdedig ik mezelf. Ze lijkt er zelf duidelijk niet veel van te begrijpen. 
“Door te knikken?” reageert ze sceptisch.
Ik sla mijn armen over elkaar. “Door de manier waarop ze bewoog.”
Ze humt. “Dus ze trok jou naar zich toe?”
“Nee, maar ze duwde me niet weg.”
Ik verzwijg dat ze dat eerst wel probeerde, maar toen had ze gewoon nog niet door… het was wel wat ze wilde. Het is altijd wat ze willen van mij. Toch?
Nee, verdomme. Waarom twijfel ik zelfs? What the fuck. Ik ga random tegenspartelaars niet laten winnen met hun gezeur en gejammer.
Mevrouw de agent zet haar onnodige ondervraging verder in het schemerige licht van de straatlamp. “Maakte ze oogcontact met je?” 
“Wie maakt er nou oogcontact tijdens seks?” kaats ik terug.
De agente slaat haar ogen ten hemel. Ze kan me niet hebben. Noch ons groeiende publiek noch zij kan me hebben. Leuk dan.
Het meisje is allang achter een hoek verdwenen, met een andere meid en een gast die haar zogezegd bescherming biedt. Lekker schijnheilig allemaal, alsof ze niet flirterig in mijn richting stond te dansen tot een half uur geleden. En nu heb ík het hier gedaan? What the fuck.
Ik zet enkele stappen achteruit. Ik ben hier klaar mee. Als ze me niet wilde, had ze binnen moeten blijven, niet bellen naar de politie omdat ze niet weet wat ze wil. “Ik heb niks verkeerds gedaan.”
De vrouw stopt een hand in haar zak. “Dat zullen we wel zien.”
Wat zullen we waar zien?
Haar handen zijn klammig en het ijzer van de handboeien koud.
“Hierzo, jongeman," zegt ze te zelfgenoegzaam. "Jij komt met ons mee naar het kantoor.”
Excuseer? Ik houd twee handen in de lucht, maar het ziet ernaar uit dat ik maar weinig te zeggen heb hier. “Kan ik een advocaat bellen?” grol ik dan.
De vrouw spant de boeien hard aan rond mijn polsen, feller dan de frisse kou op mijn lege huid. Ze mompelt: “Ik dacht dat je niks had gedaan?”
Ik zwijg.
Waar is die muur als je er op één moet kloppen? Als die meid me nu niet had uitgedaagd… En nu terugkomen op haar stappen? Twijfelen? Mij in een slecht daglicht stellen? Dit kan vreselijke effecten hebben op mijn reputatie. Mijn job, mijn carrière, mijn toekomst… En het is niet eens mijn fout. Allemaal voor verdomde aandacht.

What. The. Fuck.

Luxuria - Lust: Text
bottom of page